Intrekking ANBI-status mocht met terugwerkende kracht

Het verwijzingshof oordeelde dat de inspecteur de ANBI-beschikking met terugwerkende kracht mocht intrekken.

Stichting X heeft ten doel de exploitatie van een museum en expositieruimte. Zij exposeert met name oldtimers en andere oude en antieke automobielen en vervoermiddelen. Per 1 januari 2008 is X aangemerkt als ANBI. X ontving in 2011 een erfenis na het overlijden van B in 2008. De nalatenschap met een waarde van € 2 381 671 bestond onder meer uit een spaarrekening, leningen aan derden, een aandelenportefeuille, een woonhuis en een appartement in aanbouw. Na een boekenonderzoek in 2011 is bij beschikking van 21 november 2011 de ANBI-status met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken. Als gevolg van het intrekken van de ANBI-status is op 15 mei 2012 aan X een aanslag Recht van successie naar een verkrijging van
€ 2 381 671 opgelegd.

Tussen partijen is in geschil of de inspecteur de ANBI-beschikking terecht heeft ingetrokken en zo ja of hij dit met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 heeft kunnen doen.

Het hof oordeelde dat X geen ANBI was, omdat haar activiteiten niet voor ten minste 50% het algemeen belang dienen. De inspecteur mocht de beschikking echter niet met terugwerkende kracht intrekken i.v.m. opgewekt vertrouwen. De staatssecretaris ging in cassatie en X stelde incidenteel beroep in cassatie in. De Hoge Raad verklaarde het principale beroep van de staatssecretaris gegrond en het incidentele beroep van X ongegrond. De Hoge Raad verwees de zaak. Na verwijzing is nog in geschil of de inspecteur met de intrekking met terugwerkende kracht heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel en/of het gelijkheidsbeginsel.

Het verwijzingshof komt tot de conclusie dat de inspecteur de ANBI-status met terugwerkende kracht mocht intrekken. De inspecteur heeft niet in strijd gehandeld met het vertrouwens- en/of gelijkheidsbeginsel. X kon onder meer geen vertrouwen ontlenen aan de beslissing van de inspecteur op het standaardaanvraagformulier. Er was geen sprake van een weloverwogen standpunt. Verder was een vergelijking met de ANBI-status van muziekverenigingen niet mogelijk, omdat geen sprake was van gelijke gevallen.

Hof Amsterdam, 17 november 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4553