Opvang kleinkinderen is bron van inkomen en geen schenking van de Staat

Het hof oordeelt dat sprake is van een bron van inkomen voor de betaalde opvang van drie kleinkinderen. Er is geen sprake van een (onbelaste) schenking van de Staat. Het inkomen is geen winst, maar belast resultaat uit overige werkzaamheden.

Mevrouw B ontving vanaf 2008  via een gastouderbureau vergoedingen voor de opvang van haar drie kleinkinderen. In haar IB-aangifte 2009 gaf zij € 12 834 aan als netto resultaat uit overige werkzaamheden  (€ 21 095 -/- € 8261 kosten). De inspecteur accepteerde een bedrag aan kosten van € 2846.

In bezwaar stelt B zich primair op het standpunt dat haar werk als gastouder geen bron van inkomen is. Subsidiair stelt zij dat deze inkomsten als winst uit onderneming kwalificeren en dat deze inkomsten gelet op art. 3.13, eerste lid, onderdeel a Wet IB zijn vrijgesteld. Tot slot betoogt zij dat sprake is van een onbelaste schenking van de Staat.

Evenals de rechtbank verklaart het hof het beroep van B ongegrond. Er is sprake van een bron van inkomen. Met haar activiteiten heeft B deelgenomen aan het economische verkeer. De vergoedingen zijn via een gastouderbureau aan haar betaald. De baten vinden hun verklaring niet louter in de persoonlijke relaties. Ook was het voordeel beoogd en redelijkerwijs te verwachten. Daaraan doet niet af dat de opvang plaatsvond in familieverband en dat B ook bereid was op de kleinkinderen te passen zonder er een vergoeding voor te vragen. Of sprake is van winst uit onderneming kan in het midden blijven, aangezien B geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat zij heeft voldaan aan het urencriterium. Zij komt dus niet in aanmerking voor de ondernemersaftrek. De stelling van B dat art. 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet IB van toepassing is omdat een deel van de kinderopvangtoeslag bij de vraagouders is teruggevorderd, treft geen doel. Verder maakte B niet aannemelijk dat zij in 2009 meer dan € 2846 aan kosten had gemaakt. Het betoog van B dat de gastoudervergoeding beschouwd moet worden als een schenking van de Staat, is rechtens onjuist. De gastoudervergoeding wordt slechts betaald aan degene die werkzaamheden als gastouder verricht. Van vrijgevigheid is geen sprake.

Hof Den Haag, 17 maart 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1541