Prinsjesdag 2016: Fiscale maatregelen Belastingplan 2017

Vandaag op Prinsjesdag (20 september 2016) dient het kabinet het Belastingplan 2017 bij de Tweede Kamer in. Een groot aantal fiscale maatregelen voor het komende jaar is hierin opgenomen. Enkele maatregelen hebben wij inmiddels voor u hieronder beschreven.

Inkomstenbelasting

Schijven, tarieven en heffingskortingen box 1: Inkomen uit werk en woning

Het gecombineerde tarief (IB en PH) in de 1e schijf blijft gelijk. In de 2e en 3e schijf stijgt het tarief met 0,40%. Het tarief in de 4e schijf blijft 52%. De bovengrens van de derde belastingschijf stijgt van EUR 66.421 naar EUR 67.072. De eerste 2 schijven stijgen slechts licht.

Algemene heffingskorting

De algemene heffingskorting stijgt van EUR 2.242 naar (maximaal) EUR 2.254. De algemene heffingskorting wordt afgebouwd tot nihil met 4,787% van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan EUR 19.982.

Arbeidskorting

De maximale arbeidskorting stijgt van EUR 3.103 naar EUR 3.223. Het opbouwpercentage stijgt van 27,698% naar 28,317%. De korting wordt voor hogere inkomens afgebouwd tot nihil. Het afbouwpercentage bedraagt 3,6%(was: 4%). Het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting ligt in 2017 op EUR 32.444 (was: EUR 34.015).

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

De maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting gaat van EUR 2.769 naar EUR 2.778.

Overige heffingskortingen

Het maximale bedrag aan ouderenkorting gaat van EUR 1.187 naar EUR 1.292 en het bedrag van de alleenstaande-ouderenkorting van EUR 436 naar EUR 438. De jonggehandicaptenkorting gaat van EUR 719 naar EUR 722.

Monumentenpanden

De fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden is een regeling die particuliere eigenaren van rijksmonumentpanden in staat stelt de kosten van onderhoud van een rijksmonumentenpand fiscaal in aftrek te brengen als persoonsgebonden aftrekpost. Voorgesteld wordt deze regeling per 2017 te beëindigen. Voor 2017 en 2018 geldt een niet-fiscale overgangsregeling. Deze regeling wordt onderdeel van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Met ingang van 2019 zal het budget voor de overgangsregeling structureel worden ingezet binnen een herijkt financieringsstelsel voor monumentenzorg.

Scholingsuitgaven

Het voorstel is de aftrek van scholingsuitgaven per 2018 af te schaffen. Van de opbrengst van deze maatregel zal vanaf 2018 jaarlijks EUR 90,8 miljoen (periode 2018-2022) en daarna structureel EUR 112 miljoen worden ingezet voor een gerichte uitgavenregeling in de vorm van scholingsvouchers voor de mensen die uit zichzelf minder snel geneigd zijn scholing te volgen, maar waarvan het maatschappelijk belang van scholingsdeelname groot is.

Pensioen in eigen beheer

Dit wetsvoorstel strekt tot de uitfasering van het zogenoemde pensioen in eigen beheer voor de directeur-grootaandeelhouder. De mogelijkheid van opbouw van een pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft, gecombineerd met een tijdelijke maatregel die voorziet in de mogelijkheid van een fiscaal gefaciliteerde afkoop van het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer. Voor directeur grootaandeelhouders die hier geen gebruik van kunnen of willen maken, voorziet het wetsvoorstel in andere oplossingen.

Daarnaast bevat het wetsvoorstel enige andere fiscale maatregelen die ook betrekking hebben op oudedagsvoorzieningen.

Loonheffingen

Dga’s van innovatieve start-ups: gebruikelijkloonregeling

Vanaf 2017 mag het belastbare loon van de directeur-grootaandeelhouder (dga) van een innovatieve start-up voor de toepassing van de gebruikelijkloonregeling worden vastgesteld op het wettelijke minimumloon. Dit is volgens het voorstel mogelijk voor dga’s van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk verrichten en voor de toepassing van de S&O-afdrachtvermindering als starter worden aangemerkt. Het doel van deze maatregel is het stimuleren van innovatieve startups door een verbetering van hun liquiditeitspositie. Doordat de dga als gevolg van de voorgestelde maatregel zichzelf minder loon hoeft uit te betalen, blijft er met deze maatregel meer geld in de innovatieve start-up beschikbaar om te kunnen groeien.

Afschaffen fictieve dienstbetrekking voor commissarissen

De fictieve dienstbetrekking voor commissarissen wordt afgeschaft. In een eerder beleidsbesluit was al geregeld dat commissarissen en hun inhoudingsplichtigen op het afschaffen van de fictieve dienstbetrekking voor commissarissen vooruit mochten lopen. Voor commissarissen die geen ondernemer zijn, blijft het mogelijk om desgewenst onder de loonbelasting te vallen door gebruik te maken van de opting-inregeling. Het afschaffen van de fictieve dienstbetrekking voor commissarissen betekent een vereenvoudiging en administratieve lastenverlichting voor alle bedrijven met een raad van commissarissen.

Afschaffen jaarloonuitvraag

Via de jaarloonuitvraag kan de Belastingdienst bij ontbrekende of onjuiste aangiftegegevens na afloop van het kalenderjaar bij de inhoudingsplichtige de jaarloongegevens van zijn werknemers opvragen. Sinds de invoering in 2006 zijn veel verbeteringen doorgevoerd in de loonaangifteketen, zowel bij werkgevers als bij de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De jaarloonuitvraag heeft hierdoor geen toegevoegde waarde meer.

Uitbreiding mogelijkheid tot verlegging van de inhoudingsplicht voor concernonderdelenDe bestaande mogelijkheid om de inhoudingsplicht te verleggen van een buitenlands concernonderdeel naar een Nederlands concernonderdeel wordt uitgebreid. Dit, door de voorwaarde dat er sprake moet zijn van bemiddeling bij de tewerkstelling van personeel te laten vervallen. Om de inhoudingsplicht te verleggen is een gezamenlijk verzoek van beide concernonderdelen nodig. Deze maatregel zorgt voor een vereenvoudiging voor internationale concerns en voor een kleine vereenvoudiging voor de Belastingdienst.

Vennootschapsbelasting

Tarief

Het voorstel is om de eerste tariefschijf van de vennootschapsbelasting van 20% in 2018 te verlengen van EUR 200.000 naar EUR 250.000, in 2020 van EUR 250.000 naar EUR 300.000 en in 2021 van EUR 300.000 naar EUR 350.000.

Aanpassing zesmaandentermijn bij opteren belastingplicht vennootschapsbelasting

Stichtingen en verenigingen kunnen opteren voor belastingplicht als dat voor hen voordelig is. Daarvoor is een verzoek nodig dat binnen zes maanden na het einde van het betreffende jaar moet zijn ingediend. In de praktijk blijkt deze termijn te kort. Het voorstel is dat het verzoek uiterlijk gelijktijdig met het indienen van de aangifte moet worden gedaan.

Dividendbelasting

Inhoudingsvrijstelling dividendbelasting vrijgestelde Vpb-lichamen Dit wetsvoorstel introduceert een inhoudingsvrijstelling voor de dividendbelasting voor opbrengsten die worden ontvangen door lichamen die (deels) niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen en voor daarmee vergelijkbare buitenlandse lichamen). De inhoudingsplichtige hoeft geen dividendbelasting meer in te houden, waardoor de opbrengstgerechtigde de dividendbelasting niet meer achteraf terug hoeft te vragen. Hiermee wordt het liquiditeitsnadeel voor de opbrengstgerechtigde weggenomen en wordt het rondpompen van liquide middelen teruggedrongen.

Teruggaaf dividendbelasting voor niet-ingezetenen

Naar aanleiding van jurisprudentie en het EU-recht wordt in de dividendbelasting een teruggaafregeling ingevoerd voor niet-ingezetenen.

Vooruitlopend op wetgeving was dit al bij beleidsbesluit goedgekeurd. Op verzoek van een niet-ingezeten natuurlijke persoon of een niet-ingezetenlichaam met Nederlandse aandelen is teruggaaf mogelijk van ingehouden dividendbelasting. Die teruggaaf is mogelijk voor zover deze dividendbelasting hoger is dan de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting die verschuldigd zou zijn indien de natuurlijke persoon of het lichaam inwoner van Nederland zou zijn geweest.

Omzetbelasting/Milieubelastingen

Vereenvoudigingen teruggaafregeling oninbare vorderingen btw en milieubelastingen

Dit voorstel strekt ertoe om de regels voor teruggaafmogelijkheid van geheel of gedeeltelijk oninbare vorderingen te vereenvoudigen. Ook in de nieuwe opzet ontstaat het recht op teruggaaf op het tijdstip dat de oninbaarheid van de vordering kan worden vastgesteld. Anders dan onder de huidige regeling wordt echter verondersteld dat de oninbaarheid van de vordering in ieder geval ontstaat op het moment dat de vordering één jaar nadat deze opeisbaar is geworden nog niet is betaald. Door deze fictie verkrijgt de ondernemer dus uiterlijk één jaar na het opeisbaar worden van zijn vordering recht op teruggaaf. Daarnaast stelt het kabinet voor de regeling verder te vereenvoudigen door van de ondernemer niet langer een separaat teruggaafverzoek te eisen. In de nieuwe opzet kan de ondernemer het bedrag van de teruggaaf simpelweg in mindering brengen op de periodieke aangifte voor de btw en, indien van toepassing, de desbetreffende milieubelasting.

Accijnzen

Op het gebied van de accijnzen zijn ook een aantal vereenvoudigingsvoorstellen gedaan. Bijvoorbeeld voor de structuur en tarifering van de accijns op tabaksproducten en de regelgeving om voorraadvorming tegen te gaan voorafgaand aan de ingangsdatum van tariefverhogingen. Verder is het voorstel de vrijstelling van accijns voor biobrandstoffen voor verwarmingsdoeleinden te laten vervallen en ook de gedeeltelijke teruggaafregelingen van accijns voor vloeibaar gemaakt petroleumgas voor autobussen in het openbaar vervoer en voor onder meer vuilniswagens.

Inning

Stroomlijnen invorderingsregelgeving belastingen en toeslagen

Voor toeslagen geldt een ander invorderingsregime dan voor belastingen. Hierdoor bestaan verschillen die lastig uit te leggen zijn aan de burger en die de uitvoering complex maken. Dit wetsvoorstel voorziet in één invorderingsregime voor belastingen en toeslagen door het regime voor belastingen (grotendeels) van toepassing te verklaren op toeslagen. Ook is het voorstel de rechtsbescherming te stroomlijnen door slechts de fiscale rechter bevoegd te maken ten aanzien van geschillen over uitstel en kwijtschelding van zowel belasting- als toeslagschulden. Ook op het punt van verrekening zal er op basis van het onderhavige wetsvoorstel niet langer een onderscheid bestaan tussen belastingen en toeslagen. Een belangrijk gevolg van de voorgestelde stroomlijning is dat toeslagschulden ook preferent worden. Het streven is om deze wijzigingen in werking te laten treden op 1 januari 2019.

Wet belastingen op milieugrondslag

Het Kabinet stelt voor de tarieven voor elektriciteit te verlagen voor openbare laadpalen. Daarmee wordt het laden bij een openbare laadpaal goedkoper. Het hanteren van een verlaagd tarief per kWh voor elektriciteit die wordt geleverd aan laadpalen is vanwege de systematiek van de energiebelasting alleen mogelijk bij laadpalen met een zelfstandige aansluiting. Dit komt neer op een voordeel van 1 à 2 euro per volle accu. Het verlaagde tarief zal vier jaar van toepassing zijn.

Toeslagen

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) wordt in lijngebracht met het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de fatale behandeltermijn. Dit betekent dat de Belastingdienst de toeslag binnen vijf jaar na afloop van het berekeningsjaar definitief moet toekennen en verrekenen met betaalde voorschotten. Als dat niet lukt dan kan de verrekening niet meer leiden tot een terugbetaling. Verder is de Awir aangepast waardoor de Belastingdienst/Toeslagen in uitzonderingsgevallen toch een voorschot kan verstrekken aan een belanghebbende die in het verleden heeft gefraudeerd. In beginsel is geen voorschot mogelijk als een aanvraag wordt ingediend door een belanghebbende of zijn partner die een vergrijp heeft begaan waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd.

Constructiebestrijding en aanpak belastingontwijking

Het Belastingplan bevat maatregelen om constructies te bestrijden en belastingontwijking tegen te gaan. Zo zijn er drie maatregelen voorgesteld om tegen te gaan dat vermogen uit een BV of uit box 3 tijdelijk wordt belegd in een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi). In een vbi kunnen beleggingen worden gehouden met een vrijstelling van vennootschapsbelasting voor de beleggingsresultaten.

In de regeling voor ‘afgezonderde particuliere vermogens’ is het voorstel om de toerekeningsstop te beperken. De toerekeningsstop is bedoeld om dubbele belastingheffing te voorkomen. Het is echter steeds meer een route om toerekening aan de inbrenger te voorkomen, terwijl in het buitenland effectief (praktisch) geen (winst)belasting wordt geheven. In de vennootschapsbelasting zijn regels aangescherpt op het gebied van de innovatiebox en van enkele specifieke renteaftrekbeperkingen gericht tegen winstdrainage en in de overnameholdingbepaling.

Het Belastingplan 2017, het advies van de Raad van State, het nader rapport Belastingplan 2017 en alle uitvoeringstoetsen vindt u op deze pagina van rijksoverheid.nl.

Vragen over het Belastingplan 2017?