Successierecht niet aftrekbaar van belaste kapitaaluitkering

Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat belanghebbende het betaalde successierecht niet in aftrek mag brengen op de belaste kapitaaluitkering. De heffing van IB is veroorzaakt door het niet ten uitvoer brengen van de lijfrenteclausule van het geërfde kapitaal. 

Belanghebbende A is enig erfgenaam van haar broer die in 2009 overleed. A erfde het recht op een kapitaal vanwege een kapitaalverzekering met een lijfrenteclausule die haar broer had afgesloten. Zij ontving in 2009 de uitkering van € 186 337. Het verzekerd kapitaal is aldus niet aangewend voor de aankoop van een lijfrente. Het niet ten uitvoer leggen van de lijfrenteclausule heeft ertoe geleid dat A IB was verschuldigd over deze uitkering. Ter zake van de verkrijging van het kapitaal heeft A € 56 906 aan successierechten betaald. A wenst dit bedrag in aftrek te brengen op de belaste uitkering die zij in haar IB-aangifte 2009 aangaf. De inspecteur stond die aftrek niet toe.

In geschil is of het betaalde successierecht is aan te merken als aftrekbare kosten in de zin van art. 3.108 Wet IB.

Het hof overweegt dat het geërfde vermogensbestanddeel op zichzelf geen te belasten bate voor de IB is. Het niet ten uitvoer leggen van de lijfrenteclausule is de omstandigheid die tot een te belasten bate heeft geleid. Het niet ten uitvoer leggen van de clausule in deze zaak hangt wel nauw samen met de verkrijging van de rechten op grond van de kapitaalverzekering. Dat maakt volgens het hof echter niet dat het successierecht is aan te merken als kosten die zijn opgeroepen door de bate die met IB is belast. Het successierecht is niet verschuldigd geworden ter zake van de verkrijging van deze belaste uitkering. Dit betekent dat het successierecht niet kan worden aangemerkt als op een uitkering of verstrekking drukkende kostenpost gemaakt tot verwerving, inning of behoud van een uitkering of verstrekking. De rechtbank heeft haar andersluidende oordeel met name gegrond op een passage uit de parlementaire geschiedenis van art. 35, eerste lid, Wet IB (Kamerstukken II, 1962/63, 5380, nr. 19, blz. 6). Deze passage ziet volgens het hof echter alleen op situaties waarin successierecht is geheven ter zake van de – al dan niet fictieve – verkrijging van een met inkomstenbelasting te belasten bate, en een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.

Hof Amsterdam, 26 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1091