Toepassing art. 10b niet beperkt tot ingevoerde gebruikte auto’s

Het hof oordeelt dat in dit geval art. 10c Wet BPM niet in strijd is met art. 110 VWEU. Anders dan de rechtbank oordeelt kon belanghebbende wel een beroep doen op art. 10b Wet BPM.

X BV voerde in 2007 een auto in vanuit Oostenrijk als (nieuwe) bestelauto. Omdat sprake was van een bestelauto, gold bij de registratie in Nederland een vrijstelling van BPM. De auto is in 2012 omgebouwd tot personenauto en kreeg een nieuw kenteken. X deed op 11 september 2012 aangifte BPM ter zake van de registratie in het kentekenregister van een personenauto in verband met de ombouw van de auto tot personenauto en voldeed een bedrag van € 1356. Zij berekende de BPM met gebruik van een taxatierapport en met toepassing van het tarief 2007. De inspecteur berekende de BPM op € 8156 met toepassing van art. 10c Wet BPM en de tabel van art. 8 Uitv.reg. BPM met toepassing van het tarief 2013. X stelt dat de regeling van art. 10c in strijd is met art. 110 VWEU, en dat zij de afschrijving mag berekenen op basis van de werkelijke waarde van de auto in plaats van de forfaitaire tabel.

In geschil is of de wettelijke regeling van art. 10c Wet BPM in strijd is met art. 110 VWEU. Ook is in geschil of art. 10b Wet BPM van toepassing is.

Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat sprake is van een puur binnenlandse aangelegenheid. Er is sprake van een ombouw van een in Nederland geregistreerde bestelauto tot een personenauto. Ook is geen sprake van een hogere belasting ten opzichte van de belasting op gelijksoortige nationale producten. Er is dus geen strijd met art. 110 VWEU. Anders dan de rechtbank is het hof het wel eens met X dat zij een beroep kan doen op art. 10b en dat toepassing van het tarief voor 2009 gunstiger was dan de toepassing van het tarief voor 2007 of 2013. Weliswaar is de aanleiding voor de invoering van art. 10b gelegen in de situatie van invoer van gebruikte auto’s, maar de tekst van deze bepaling is daar niet toe beperkt. Ook in de wetsgeschiedenis zijn onvoldoende aangrijpingspunten te vinden voor een beperking van de toepassing van deze bepaling zoals door de inspecteur wordt verdedigd.

Hof Den Bosch, 12 juni 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2125