Gebruikelijk loon
De gebruikelijkloonregeling is per 1 januari 2015 aangepast: de doelmatigheidsmarge is van 30% naar 25% gebracht én de toets voor de vaststelling van het gebruikelijke loon is gewijzigd. Het loon van de directeur-grootaandeelhouder wordt voortaan ten minste gesteld op de hoogste van de volgende bedragen:
• 75% van het loon uit de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’, of
• het hoogste loon van de overige werknemers die in dienst zijn van de vennootschap of de daarmee verbonden vennootschappen, of
• de wettelijke ondergrens van EUR 47.000 (2021).
Met deze aanpak is ook een wijziging doorgevoerd in de verdeling van de bewijslast. Onder de oude regeling moest de DGA een loon van minder dan EUR 47.000 aannemelijk maken, de inspecteur moest aannemelijk maken dat een hoger loon reëel was. Onder de nieuwe regeling moet de DGA ook een loon van meer dan EUR 47.000 aantonen. De doelmatigheidsmarge – de marge ter vermijding van geschillen – is teruggebracht tot 25%. Verder moet het loon getoetst worden aan dat van de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Dat is ruimer dan de huidige toets aan het loon in een ‘soortgelijke dienstbetrekking’. Daarmee wordt de toets er niet eenvoudiger op.
Let op: vanwege de coronacrisis geldt er in 2020 een afwijkende formule voor het vaststellen van het gebruikelijk loon.