Verwijzing in zaak over onzakelijke lening

Verwijzing in zaak over onzakelijke lening: De Hoge Raad vindt dat het oordeel van het hof over de zakelijkheid van de geldlening in dit geval blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

De heer A hield alle aandelen in belanghebbende BV X. Hij hield ook 47,5% van de aandelen in Y BV. A is ook de bestuurder van beide bv’s. Y verwierf in 2006 1/3 deel van de aandelen in Z BV. X maakte in dat jaar € 150 000 over naar Z met als omschrijving “tijdelijke lening, direct terugbetalen met OB”. Z ging in 2007  failliet. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag vpb-2006 geen rekening gehouden met de voorziening die X opnam ter zake van deze geldlening van € 150 000.

In geschil is of de inspecteur de voorziening terecht heeft gecorrigeerd.

Het hof oordeelde dat in dit geval de directeur enig aandeelhouder geacht wordt het bedrag van de geldleningen als winstuitdeling aan de vennootschap te hebben onttrokken en vanuit zijn eigen vermogen een geldverstrekking aan die derde te hebben gedaan. De correctie van de inspecteur is terecht. X ging in cassatie.

Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De inspecteur heeft m.b.t. de geldleningen niet gesteld dat zich de situatie voordoet waarin aanstonds aannemelijk was dat deze leningen niet kunnen of zullen worden afgelost en daarom de verstrekking van die leningen moet worden aangemerkt als uitdeling van winst aan A. Het hof heeft dit miskend door te beslissen dat de geldverstrekkingen waren gedaan ter bevrediging van persoonlijke behoeften van A en dat A werd geacht het bedrag van de geldleningen als winstuitdelingen te hebben onttrokken aan X. Hiervan uitgaande komt het verlies op de geldleningen alleen dan niet in mindering op de winst van X als de inspecteur aannemelijk maakt dat X met het verstrekken van de leningen of nadien, een debiteurenrisico heeft gelopen. Verwijzing moet volgen voor beantwoording van de vraag of met inachtneming van dit arrest het verlies op de geldleningen in mindering op de winst van X kan worden gebracht.

Hoge Raad, 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:645