Ook de Hoge Raad oordeelt dat de advocaatkosten die zijn betaald om de alimentatie te beperken niet aftrekbaar zijn.
B is in 2004 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is overeengekomen dat ook de waarde van de levensverzekeringen en koopsompolissen moet worden verdeeld tussen partijen. De levensverzekeringen en koopsompolissen zijn aan B toebedeeld en worden voor zijn rekening en risico voortgezet, onder de last van verrekening. De ex-echtgenote heeft B doen dagvaarden voor de civiele rechter met als eis onmiddellijke verrekening en uitbetaling van de levensverzekeringen en koopsompolissen. B heeft ter verdediging van zijn belangen in de civiele procedure een advocaat ingeschakeld. De advocaat bracht hem in 2005 € 5008 en in 2006 € 2257 in rekening. Op 23 november 2005 hebben B en de ex-echtgenote ter beslechting van het geschil een vaststellingsovereenkomst gesloten. B heeft deze advocaatkosten als onderhoudsverplichting in aftrek gebracht in zijn IB-aangiften. De inspecteur heeft de aftrek van deze bedragen niet geaccepteerd. B stelt dat de advocaatkosten zijn gemaakt om de omvang te beperken van de onderhoudsverplichting die voortvloeide uit de verrekening van de koopsompolissen met zijn ex-echtgenote. Daarom moeten de advocaatkosten volgens hem eveneens als een aftrekbare onderhoudsverplichting worden aangemerkt.
Advocaatkosten alimentatie
In geschil is of de advocaatkosten in aftrek op het inkomen uit werk en woning kunnen worden gebracht. Volgens het hof zijn de advocaatkosten die zijn betaald om de omvang van de alimentatie te beperken niet aan te merken als een aftrekbare onderhoudsverplichting. B ging in cassatie.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van B ongegrond en verwijst daarbij naar de conclusie van de Advocaat-Generaal dat de advocaatkosten om de alimentatie te beperken niet aftrekbaar zijn.
Hoge Raad, 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:317