Een actrice meent dat haar inkomsten moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. Volgens de inspecteur en Hof Amsterdam was sprake van een dienstbetrekking.
Een actrice vermeldt loon uit dienstbetrekking in de aangifte inkomstenbelasting. Ze verandert van mening en maakt bezwaar tegen de aan haar opgelegde aanslag. In haar bezwaar stelt de actrice dat de inkomsten moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. De arbeidsverhouding was misschien vormgegeven als een dienstbetrekking, maar – vanwege haar artistieke vrijheid bij de vervulling van haar rol – was van een echte gezagsverhouding geen sprake.
Gezagsverhouding
De inspecteur is van mening dat de grote mate van vrijheid bij het invullen van de werkzaamheden in dit geval niet betekent dat een gezagsverhouding ontbreekt. Ook had de actrice tussentijds een WW-uitkering voor haar werkzaamheden voor 1 van de werkgevers. Uit de arbeidsovereenkomsten blijkt dat sprake was van een werkgever-werknemerrelatie en dat een cao van toepassing was.
Uit de feiten leidt Hof Amsterdam af dat sprake was van een dienstbetrekking.
Hof Amsterdam: ECLI:NL:GHAMS:2018:285