Bijwonen zitting voor beroep en incidenteel beroep is één proceshandeling

De Hoge Raad oordeelt dat het hof de proceskostenvergoeding juist heeft vastgesteld. Het onderzoek ter zitting voor de behandeling van het hoger beroep én een incidenteel hoger beroep vormt één proceshandeling.

BV X ging in beroep tegen de BPM die zij op aangifte had afgedragen en kreeg van de rechtbank gelijk. De inspecteur ging in hoger beroep en X in incidenteel hoger beroep. Het hof verklaarde het incidenteel hoger beroep gegrond en kende een proceskostenvergoeding (PKV) toe van € 378,64. X ging in cassatie. Zij stelde dat het hof bij de berekening van de PKV een punt had moeten toekennen voor het verschijnen van haar gemachtigde op de zitting van het hof in haar gegrond verklaarde incidentele hoger beroep.

De Hoge Raad oordeelt dat volgens de uitspraak van het hof voor deze zaak één onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden met het oog op behandeling van zowel het hoger beroep door de inspecteur als het incidentele hoger beroep door X. In een dergelijk geval wordt één proceshandeling verricht, zodat er geen grond is om voor het bijwonen van die zitting twee maal een punt toe te kennen. Het hof heeft bij de berekening van de PKV voor het ongegrond verklaarde hoger beroep van de inspecteur al een punt toegekend voor het verschijnen van de gemachtigde van X bij dat onderzoek ter zitting. Het beroep in cassatie van X is ongegrond.

Hoge Raad, 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:915