Geen teruggaaf overdrachtsbelasting na inroepen ‘ontbindende voorwaarde’

Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat de inspecteur terecht geen teruggaaf heeft verleend van overdrachtsbelasting nu geen sprake was van een ontbindende voorwaarde.

X BV kocht in 2010 een sporthal/horecagelegenheid in verhuurde staat voor € 380 000. De koopovereenkomst en de leveringsakte bevatte een ontbindende voorwaarde die door X kan worden ingeroepen. De verkoper moest uiterlijk op 1 juni 2015 zorgdragen voor een definitieve en onherroepelijke bouwvergunning voor de bouw van appartementencomplex. Ter zake van deze levering is op aangifte € 21 468 aan overdrachtsbelasting voldaan. In 2012 is de ontbindende voorwaarde ingeroepen. De verkoper heeft de koopsom teruggestort. X verzocht om teruggaaf van overdrachtsbelasting op grond van art. 19 van de WBR. De inspecteur weigerde de teruggaaf. Hij stelt dat geen sprake is van een ontbindende voorwaarde, omdat de verkoper in wezen een terugkoopoptie uitoefende.

In geschil is of X recht heeft op teruggaaf van overdrachtsbelasting op grond van art. 19 WBR.

De rechtbank oordeelde dat sprake is van een echte ontbindende voorwaarde en niet van een terugkoopoptie. X BV heeft recht op teruggaaf overdrachtsbelasting o.g.v. art. 19 WBR nadat de ontbindende voorwaarde is ingeroepen en de koopsom is teruggestort. De inspecteur ging in hoger beroep.

Het hof leidt uit de teksten van de koopovereenkomst, de akte van levering en de akte van ontbinding, in samenhang met de gedragingen van verkoper en X af, dat het steeds hun bedoeling is geweest dat het verkochte zou terugkeren bij verkoper. Er is aldus geen sprake van een overeenkomst onder ontbindende voorwaarde.

Hof Arnhem-Leeuwarden, 24 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8878