Besluit over giftenaftrek Vpb; geen uitdeling in IB

Dit besluit van de staatssecretaris regelt dat een gift die voldoet aan de vereisten van art. 16 Wet Vpb maar die (ook) verband houdt met de charitatieve behoefte van de aandeelhouder, niet wordt aangemerkt als uitdeling voor de IB. Bij de giftenaftrek van art. 16 Wet Vpb wordt herhaaldelijk gevraagd of giften die verband houden met persoonlijke vrijgevigheid van de aandeelhouder wel in aanmerking komen voor giftenaftrek.

Persoonlijke behoefte en giftenaftrek

Gezien het verband met een persoonlijke behoefte van de aandeelhouder zouden deze giften kwalificeren als middellijke uitdeling en als zodanig geheel van aftrek zijn uitgesloten. Een dergelijke benadering acht de staatssecretaris niet passend bij doel en strekking van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting.

Hij hanteert daarom de volgende uitleg (voor zover nodig goedkeurend). Een gift door een vennootschap die is ingegeven door de persoonlijk charitatieve behoefte van de aandeelhouder, maar (overigens) voldoet aan de door art. 16 van de Wet Vpb gestelde vereisten voor giftenaftrek, komt als gift in aftrek op grond van art. 16 van de Wet Vpb en wordt niet als uitdeling aangemerkt voor de inkomstenbelasting.

Voor de volledigheid merkt hij op dat de voor giftenaftrek vereiste zogenoemde ANBI-status van de begiftigde onder andere meebrengt dat de aandeelhouder geen doorslaggevende zeggenschap mag hebben over de ANBI.

Besluit van 28 september 2015, nr. BLKB 2015/396M,