Herinvesteringsreserve 2006 terecht via foutenleer in 2010 belast

Volgens het hof heeft de inspecteur de herinvesteringsreserve terecht aan de winst in 2010 toegevoegd met toepassing van de foutenleer. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. 

X BV verkocht in 2006 een pand en behaalde daarbij een vervreemdingswinst van € 316.837. Voor dat bedrag vormde zij een herinvesteringsreserve (HIR). De inspecteur liet bij het vaststellen van de Vpb-aanslag 2010 de HIR vrijvallen en rekende het bedrag tot de winst. In bezwaar verzocht X om verlenging van de herinvesteringstermijn tot ultimo 2013. Zij stelde voor om de HIR in 2013 te laten vrijvallen als ultimo 2013 nog geen herinvestering heeft plaatsgevonden. Tijdens een hoorgesprek op 13 november 2013 verklaarde X dat op dat moment nog steeds geen herinvestering had plaatsgevonden en dat daaraan evenmin een begin van uitvoering was gegeven. De inspecteur handhaafde de aanslag en X ging in beroep. De rechtbank oordeelde dat de HIR eigenlijk in 2009 had moeten vrijvallen, maar dat mocht met toepassing van de foutenleer ook in 2010 alsnog gebeuren.

In hoger beroep is in geschil of de HIR terecht aan de winst is toegevoegd.

Herinvesteringsreserve foutenleer

Het hof wijst op art. 3.54, lid 5, Wet IB. Daarin staat dat de HIR uiterlijk in het derde jaar volgende op dat waarin de reserve is ontstaan in de winst wordt opgenomen. Uitzondering geldt als voor de herinvestering een langer tijdvak is vereist. Of als de herinvestering door bijzondere omstandigheden is vertraagd, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven. X heeft geen feiten of omstandigheden gesteld of aannemelijk gemaakt dat een langer tijdvak was vereist. Ook heeft zij geen feiten of omstandigheden gesteld of aannemelijk gemaakt dat eind 2009 aan een herinvestering al een begin van uitvoering is gegeven. Voor een verlenging van de driejaarstermijn is dus geen aanleiding. De HIR moest in 2009 aan de winst worden toegevoegd. X heeft de HIR echter (ten onrechte) op haar balans per 31 december 2009 opgenomen, waardoor deze reserve niet in 2009 ten gunste van de winst is vrijgevallen. De inspecteur mag deze fout in het jaar 2010 herstellen. Met toepassing van de foutenleer wordt de HIR in dat jaar aan de winst toegevoegd (vgl. HR 22 januari 2010). X ging in cassatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard (art. 80a Wet RO).

Hoge Raad, 13 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:838