pensioen telt mee bij beoordeling recht op aftrek voor werkruimte

De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van kosten voor zijn werkruimte nu hij zijn inkomsten niet hoofdzakelijk in of vanuit die werkruimte verdiende. Tot die inkomsten behoort namelijk ook zijn pensioen.

De heer B genoot een pensioen van € 93.120. Daarnaast ontving hij € 41.911 aan inkomsten uit overige werkzaamheden (ROW). Die werkzaamheden verrichtte hij vanuit een werkruimte in zijn woning. In zijn IB-aangifte 2012 bracht B € 7.266 als kosten voor een werkruimte in aftrek. De inspecteur weigerde de aftrek.

In geschil is of B de kosten van de werkruimte ten laste van zijn inkomen kan brengen. Niet in geschil is dat die werkruimte een zelfstandig gedeelte van de woning vormt en dat B geen werkruimte buiten de woning ter beschikking heeft.

Net als de rechtbank oordeelde het hof dat B geen recht heeft op de aftrek van kosten voor zijn werkruimte nu hij zijn inkomsten niet hoofdzakelijk in of vanuit die werkruimte verdiende. Tot die inkomsten behoorde ook zijn pensioen. B ging in cassatie.

De Hoge Raad verwerpt de stelling van B dat de aftrekbeperking voor de kosten van de werkruimte niet geldt, als met het oog op het verwerven van inkomsten een werkruimte wordt gerealiseerd door uitbreiding van een bestaande woning.

Hoge Raad ECLI:NL:HR:2017:2550