Cassatie in zaak toepassing IB-arrest over waardering verhuurde panden

De staatssecretaris heeft een beroepschrift in cassatie ingediend. Hij is het niet eens met het oordeel van het hof dat het IB-arrest over de toepassing van de leegwaarderatio ook van toepassing is voor de erfbelasting. 

De moeder van B overleed in 2010. B erfde enkele verhuurde panden met een totale WOZ-waarde voor 2010 van
€ 9 814 500. Hij wenst voor de erfbelasting uit te gaan van de getaxeerde waarde in het economisch verkeer per 1 januari 2009 ad € 4 005 000. B wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2015 . De Hoge Raad oordeelde in dat arrest dat door een stapeling van forfaits in box 3 de aan te geven waarde volgens de leegwaarderatio van art. 17a UBIB niet geldt als de uitkomst in betekenende mate afwijkt van de werkelijke waarde op WOZ-waardepeildatum. De inspecteur corrigeerde de aangifte. Hij stelt dat genoemd arrest niet van toepassing is omdat geen sprake is van een stapeling van forfaits. De waarde bedraagt volgens hem € 5 945 214 op grond van art. 21, lid 8, SW in samenhang met art. 10a UBSW (leegwaarderatio).

In geschil is de waarde van de verhuurde onroerende zaken.

Leegwaarderatio

In dit bericht schrijven wij over de uitspraak van het hof. Het hof oordeelde dat het IB-arrest van de Hoge Raad ook van toepassing is voor de erfbelasting. B maakte aannemelijk dat de waarde in het economische verkeer van een aantal verhuurde panden meer dan 10% afwijkt van de WOZ-waarden met toepassing van de leegwaarderatio. De staatssecretaris gaat in cassatie.