De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen rechtens te honoreren vertrouwen kan ontlenen aan de vooraf ingevulde aangifte. Hij is zelf verantwoordelijk om de aangifte op juistheid te controleren en eventueel te wijzigen of aan te vullen alvorens deze in te dienen.
B heeft in 2012 een Wajong-uitkering van € 15 097 genoten. Hij heeft zijn IB-aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1 negatief. Daarbij is de Wajong-uitkering niet in aanmerking genomen en heeft hij verzocht om uitbetaling van de algemene heffingskorting. B deed gezamenlijk aangifte met zijn echtgenote met behulp van de vooraf ingevulde aangifte. De voorlopige aanslag is conform de aangifte opgelegd en resulteerde in een teruggaaf van € 2033. De definitieve aanslag werd opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 15 096. B moest € 2134 incl. belastingrente betalen. Hij is het niet eens met deze aanslag en stelt dat hij zijn inkomen wel volledig heeft aangegeven conform de vooraf ingevulde aangifte. Als de teruggaaf ten onrechte is verleend, dan is dat te wijten aan de inspecteur. De inspecteur stelt dat B aan het feit dat de Wajong-uitkering niet in de vooraf ingevulde aangifte van zijn echtgenote was opgenomen, niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de Wajong-uitkering onbelast zou blijven. Als die gegevens onjuist of onvolledig waren, had B daarin wijzigingen moeten aanbrengen. De juistheid van de aangifte is immers zijn verantwoordelijkheid.
In geschil is of de IB-aanslag 2012 terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.
De rechtbank oordeelt dat de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. B kan aan het vooraf ingevulde aangifteformulier niet het rechtens te honoreren vertrouwen ontlenen dat het belastbaar inkomen dienovereenkomstig zou worden vastgesteld. Het is immers de verantwoordelijkheid van B om de aangifte op juistheid te controleren en eventueel te wijzigen of aan te vullen alvorens deze in te dienen. Ook aan de voorlopige aanslag kan B niet het rechtens te honoreren vertrouwen ontlenen. Een voorlopige aanslag schept slechts een grondslag voor het doen van vooruitbetalingen op de definitieve belastingschuld en wordt vastgesteld aan de hand van niet of slechts zeer globaal door de inspecteur gecontroleerde gegevens. Bij de vaststelling van een voorlopige aanslag ligt een grondig onderzoek van de inspecteur niet voor de hand. Er is geen sprake geweest van een bewuste standpuntbepaling. Daarvoor is immers vereist dat een belastingplichtige een aangelegenheid uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de inspecteur heeft voorgelegd en hij bovendien op grond van bijkomende omstandigheden redelijkerwijs kan aannemen dat de inspecteur weloverwogen een standpunt heeft ingenomen (vgl Hoge Raad 17 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2996). Die situatie doet zich hier niet voor.